De belastingreglementen van de gemeente Sint-Laureins lopen af op 31 december 2025. Het is dan ook noodzakelijk om deze te vernieuwen.
Het lokaal bestuur voorziet in middelen voor het gemeentelijk beleid, waarbij de middelen in redelijke verhouding staan tot de gegenereerde uitgaven en ontvangsten en waarbij de uitgaven en ontvangsten in evenwicht moeten worden gehouden.
Het lokaal bestuur heeft een belangrijke regisseursrol inzake woonbeleid. Dit door het opvolgen en implementeren van wetgevende initiatieven, het uitwerken van lokale reglementen.
Het lokaal bestuur moet preventief, stimulerend als sanctionerend optreden, en zo de woonkwaliteit ondersteunen en bewaken.
Het is noodzakelijk om langdurige leegstand van woningen en/of gebouwen te voorkomen en te bestrijden omdat deze op verschillende wijzen hinder en mogelijks gevaar veroorzaken.
Langdurige leegstand van woningen en/of gebouwen gaat snel over in verkrotting, met gevaar voor de veiligheid van de omwonenden of voorbijgangers tot gevolg. Leegstand van woningen en gebouwen brengt voor het lokaal bestuur bijkomende kosten met zich mee, omdat er een vermindering is van de ‘sociale controle’.
Het doel van leegstandsbelasting is dat er zoveel mogelijk woningen en/of gebouwen van goede kwaliteit effectief volgens hun functie gebruikt worden en daartoe een geïntegreerd beleid te voeren ter bestrijding van leegstand van woningen en gebouwen. Het lokaal bestuur kan in bijkomende middelen voor het gemeentelijk beleid voorzien, waarbij de bijkomende middelen in redelijke verhouding staan tot de gegenereerde opbrengsten van de gemeentelijke leegstandsheffing op gebouwen en woningen.
De strijd tegen de leegstaande woningen en gebouwen zal onder meer een effect hebben als de opname van dergelijke gebouwen en woningen in een register ook daadwerkelijk leidt tot een belasting.
De vrijstellingen van de leegstandsheffing die in het reglement zijn opgenomen sluiten aan bij de noden en het beleid van de gemeente en zijn verantwoord aangezien:
De ontvangst is voorzien voor 2026 en volgende jaren in het nieuw meerjarenplan op GBB/0020-00/737400/GEMEENTE/CBS/IP-GEEN.
Art. 1- Het besluit van 17 december 2020 betreffende de 'Belasting op leegstand van gebouwen en woningen', blijft van toepassing voor belastbare feiten voltrokken uiterlijk op 31 december 2025.
Art. 2- De gemeenteraad neemt kennis van de eindtijd van het reglement 'Belasting op leegstand van gebouwen en woningen' dat ten einde loopt op 31 december 2025.
Art. 3- De hernieuwing van het reglement ‘Belasting op leegstand van gebouwen en woningen’ wordt goedgekeurd door de gemeenteraad van 18 december 2025, als volgt:
Hoofdstuk I : Algemeen
Artikel 1
Voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 wordt een belasting gevestigd op de leegstand van gebouwen en woningen.
Artikel 2 - Definities
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
1° Aanslagjaar: het aanslagjaar is het jaar waarin de belasting verschuldigd is (het aanslagjaar loopt vanaf 1 januari van het kalenderjaar tot en met 31 december van het kalenderjaar);
2° Administratie: de administratieve eenheid binnen de gemeente die door het gemeentebestuur wordt belast met het beheer van de gemeentelijke inventaris en het leegstandsregister;
3° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:
4° Beroepsinstantie of college: het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Sint-Laureins;
5° Vlaamse Codex Wonen: de Vlaamse Codex Wonen met datum van inwerkingtreding 2021 en latere wijzigingen;
6° Gebouw : elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, dat niet beantwoordt aan de definitie van woning zoals bedoeld onder punt 18°, met uitsluiting van de bedrijfsruimten, vermeld in artikel 2,1° van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;
7° Inventarisatiedatum: de datum waarop het gebouw en/of woning voor de eerste maal in de inventaris of in het leegstandsregister wordt opgenomen of, zolang het gebouw en/of de woning niet uit de inventaris of van het leegstandsregister is geschrapt, het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de datum van eerste inschrijving;
8° Leegstaand gebouw: een gebouw dat voor meer dan 50 procent van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een termijn van ten minste 12 opeenvolgende maanden. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de woningen die deel uitmaken van het gebouw. De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan afgeleverde of gedane:
Bij een gebouw waarvoor geen dergelijke vergunning of melding voorhanden is, of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden. Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont, en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. De bebouwde onroerende goederen die vallen onder de toepassing van het decreet van 19 april 1995 en latere wijzigingen, houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten zijn niet onderworpen aan deze gemeentelijke belasting.
Een nieuw gebouw wordt als leegstaand gebouw beschouwd als dat gebouw binnen zeven jaar na de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig de functie van dat gebouw zoals hierboven omschreven;
9° Afsplitsbaar deel van een gebouw: een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na sloop van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten;
10° Leegstaande woning: een ééngezinswoning of overige woongelegenheid, die gedurende een termijn van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met de woonfunctie.
Een woning die door het Vlaams Gewest is geïnventariseerd als ongeschikt en/of onbewoonbaar wordt niet opgenomen in het leegstandsregister.
Een nieuwe woning wordt als leegstaand beschouwd als die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig de woonfunctie;
11° Leegstandsregister: register van leegstaande gebouwen en woningen, zoals bedoeld in artikel 2.9 van de Vlaamse Codex Wonen;
12° Ramp: een gebeurtenis die zich voordoet buiten de wil van de houder van het zakelijk recht en waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is, bv. brand, gasontploffing, blikseminslag, …;
13°Renovatienota: een gedetailleerde, gedateerde en ondertekende nota, die door de administratie wordt goedgekeurd en waarin minstens is opgenomen:
14° Sociale woonorganisatie: een organisatie, vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 53° van de Vlaamse Codex Wonen; een sociale huisvestingsmaatschappij, het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, een sociaal verhuurkantoor of een huurdersorganisatie.
15° Woning: een goed, vermeld in artikel 1.3, §1, eerste lid, 66° van de Vlaamse Codex Wonen; elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande;
16° Eengezinswoning: Elk bebouwd onroerend goed dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van één gezin of één alleenstaande, waarin zich geen andere woningen bevinden.
17° Zakelijke gerechtigde: de houder van een van volgende zakelijke rechten:
Hoofdstuk II : Leegstandsregistratie
Artikel 3 - Leegstandsregister
§1. De administratie houdt een leegstandsregister bij. Het leegstandsregister bestaat uit twee afzonderlijke lijsten:
§2. In elke lijst worden de volgende gegevens opgenomen:
Artikel 4 - Registratie van leegstand
§1. De door het college van burgemeester en schepenen met de opsporing van leegstand belaste personeelsleden bezitten de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
§2. Een leegstaand gebouw of een leegstaande woning wordt opgenomen in het leegstandsregister aan de hand van een genummerde administratieve akte, waarbij één of meerdere foto’s en een beschrijvend verslag, met vermelding van de indicaties die de leegstand staven, gevoegd worden. De datum van de administratieve akte geldt als de datum van de vaststelling van de leegstand en geldt als opnamedatum.
§3. De leegstand wordt beoordeeld op basis van één of meerdere objectieve indicaties zoals vermeld in de volgende lijst:
Artikel 5 - Kennisgeving van registratie
De zakelijk gerechtigde(n) wordt per beveiligde zending in kennis gesteld van de beslissing tot opname in het leegstandsregister. De kennisgeving bevat:
Artikel 6 - Beroep tegen registratie
§1. Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van de kennisgeving, vermeld in artikel 5, kan een zakelijk gerechtigde bij de beroepsinstantie beroep aantekenen tegen de beslissing tot opname in het leegstandsregister. Het beroep wordt per beveiligde zending betekend. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en moet minimaal volgende gegevens bevatten:
Als datum van het beroepschrift wordt de datum van de beveiligde zending gehanteerd.
Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.
§2. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroepschrift ingediend worden, waarbij het eerdere beroepschrift als ingetrokken wordt beschouwd.
§3. Elk inkomend beroepschrift wordt in het leegstandsregister geregistreerd.
§4. De beroepsinstantie toetst de ontvankelijkheid van het beroepschrift. Het beroepschrift is alleen onontvankelijk in één van de volgende gevallen:
Als de beroepsinstantie vaststelt dat het beroepschrift onontvankelijk is, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure als afgehandeld beschouwd wordt.
§5. De beroepsinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een gebouw of een woning geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.
§6. De beroepsinstantie doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na deze van de betekening van het beroepschrift. De uitspraak wordt per beveiligde zending betekend.
§7. Als de beslissing tot opname in het leegstandsregister niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond verklaard wordt, neemt de administratie het gebouw of de woning in het leegstandsregister op vanaf de datum van de vaststelling van de leegstand.
Artikel 7 - Schrapping uit het leegstandsregister
§1. Een woning wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden aangewend wordt overeenkomstig de woonfunctie.
De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie. Het effectief gebruik zal blijken uit de inschrijvingen in de bevolkingsregisters, eventuele nutsfacturen, of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.
Een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte overeenkomstig de functie, effectief aangewend wordt gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden.
De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie. De administratie stelt deze aanwending vast via administratieve data of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.
Bij een schrapping uit het leegstandsregister wegens sloop, is de datum van schrapping de eerste dag waarop al het puin geruimd werd van het perceel.
§2. Voor de schrapping uit het leegstandsregister richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerd verzoek aan de administratie via beveiligde zending. Dit verzoek bevat:
Als datum van het verzoek wordt de datum van de aangetekende verzending gehanteerd.
De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het leegstandsregister. Het schepencollege neemt een beslissing binnen een termijn van 60 dagen na de ontvangst van het verzoek. De verzoeker wordt op de hoogte gebracht van de beslissing per beveiligde zending.
Hoofdstuk III : Belastingheffing
Artikel 8 - Algemene bepalingen
§1. Er wordt voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister te rekenen vanaf datum eerste registratie.
§2. De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister.
Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.
Artikel 9 - Belastingplichtige
§1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde betreffende het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt, namelijk de verjaardag van de opnamedatum op het leegstandsregister. Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
§2. Ingeval van mede-eigendom zijn alle zakelijk gerechtigden hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
§3. De overdrager van het zakelijk recht moet de verkrijger ervan in kennis stellen dat het goed is opgenomen in het leegstandsregister. Tevens moet hij per aangetekend schrijven, binnen de twee maanden na het verlijden van de authentieke overdrachtsakte, de volgende gegevens bezorgen aan de gemeente:
Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, in afwijking van §1, als belastingschuldige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd.
Artikel 10 - Bedrag van de belasting
§1. De basisbelasting bedraagt voor een leegstaand gebouw of een leegstaande eengezinswoning: 1400,00 euro.
De belasting is ondeelbaar verschuldigd per aanslagjaar.
§2. Indien de woning of het gebouw meerdere jaren in het register staat opgenomen, dan gelden de volgende tarieven:
|
|
Basisbelasting eerste jaar |
Tweede jaar |
Derde jaar |
Vierde jaar |
Vijfde en volgende jaren |
| Woning of gebouw |
€ 1.400,00 |
€ 2.800,00 |
€4.200,00 |
€5.600,00 |
€ 7.000,00 |
§3. Voor woningen en gebouwen die in het leegstandsregister zijn opgenomen vóór 1 januari 2026, zullen voor het aanslagjaar 2025 nog de belastingtarieven van het belastingreglement van 17 december 2020 van toepassing zijn, ook al zouden deze aanslagen worden gevestigd tijdens het aanslagjaar 2026, met name :
Voor de woningen en gebouwen die tijdens het aanslagjaar 2026 en volgende nog steeds zijn opgenomen op het leegstandsregister of vanaf aanslagjaar 2026 op het leegstandsregister worden opgenomen, zijn de belastingtarieven zoals opgesomd in artikel 10, §2 van toepassing.
§5. Indien de leegstand van de woning of het gebouw niet is opgeheven na het verstrijken van de vrijstellingstermijn, zal de belasting worden berekend, rekening houdende met het aantal jaren dat de woning of het gebouw ondertussen op het leegstandsregister is opgenomen en dit conform de tarieven vermeld in paragraaf 2 van deze bepaling.
§6. Het bedrag van de belasting wordt als volgt jaarlijks geïndexeerd:
Het tarief vermeld in §2 wordt verbonden aan het gezondheidsindexcijfer van december 2025 (= aanvangsindex) en worden jaarlijks op 1 januari automatisch aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van december ervoor (= nieuwe index), volgens volgende formule:
Basisbedrag §2 x nieuwe index = nieuw bedrag
Aanvangsindex
Het nieuw bedrag (bekomen na indexatie) wordt afgerond op het dichtste veelvoud van 10,00 euro. Als twee veelvouden even dicht liggen, wordt het bedrag afgerond naar boven.
Artikel 11 - Vrijstelling van belasting
De zakelijk gerechtigde die gebruik wenst te maken van een vrijstelling van de belasting moet hiervoor zelf per beveiligde zending de nodige bewijsstukken indienen bij de administratie (beheerder van het leegstandsregister). Vanaf het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd is, kan geen vrijstelling meer aangevraagd en verkregen worden voor datzelfde aanslagjaar.
§1. Van de leegstandsheffing zijn vrijgesteld de belastingplichtige:
§2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning:
Artikel 12 - Inkohiering
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Op de vorderingen die bij gemeente door dit belastingsreglement ontstaan, is het ‘Retributiereglement op het aanrekenen van administratiekosten bij openstaande fiscale en niet-fiscale vorderingen’ van toepassing, zoals goedgekeurd tijdens de gemeenteraad raad van 20 maart 2025.'
Artikel 13 - Bezwaarprocedure bij belasting
§1. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen de aanslag een bezwaarschrift indienen bij het College van Burgemeester en schepenen.
Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum waarop de belastingplichtige het aanslagbiljet heeft ontvangen of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Het aanslagbiljet wordt geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Als het aanslagbiljet verzonden werd via elektronische weg, geldt de datum van de elektronische verzending als datum van zijn verzending.
Als het bestuur en de belastingplichtige hetzelfde informatiesysteem gebruiken om elektronische berichten uit te wisselen, zoals de eBox, wordt het aanslagbiljet geacht te zijn ontvangen op het tijdstip waarop het aanslagbiljet voor de belastingplichtige toegankelijk wordt.
Het bezwaar kan via één van de volgende kanalen worden ingediend:
De indiening van het bezwaarschrift via elektronische weg geldt als uitdrukkelijke instemming van de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger om berichten binnen de bezwaarprocedure via die elektronische weg uit te wisselen.
Als het bezwaarschrift verzonden wordt via elektronische weg, geldt de datum van de elektronische verzending als datum van indiening van het bezwaar.
§2. De bevoegde overheid of een personeelslid dat door de bevoegde overheid speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel directeur. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd.
§3. Als de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger dat in het bezwaarschrift heeft gevraagd, zal de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger uitgenodigd worden op een hoorzitting.
§4. De beslissing van de bevoegde overheid wordt met een aangetekende brief betekend aan de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger.
Als de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger ingestemd heeft met de elektronische uitwisseling van fiscale berichten, met toepassing van paragraaf 1, is aan het voormelde vereiste van het aangetekend schrijven voldaan als bewijs geleverd kan worden van het tijdstip van de elektronische verzending.
Artikel 14
§1. De invordering evenals de geschillenregeling gebeurt overeenkomstig de procedure voorzien in het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, invordering en geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
§2. Invorderingsdocumenten worden door de gemeente in gesloten omslag toegezonden.
Als het gemeentebestuur voor een bepaalde belasting de eBox gebruikt om langs elektronische weg een invorderingsdocument ter beschikking te stellen en als de natuurlijke persoon of rechtspersoon op wiens naam de aanslag wordt gevestigd, zijn/haar eBox activeerde, wordt dit invorderingsdocument echter uitsluitend via de eBox aangeboden. Het activeren van de eBox geldt als een uitdrukkelijke instemming met een dergelijke elektronische aanbieding.
Invorderingsdocumenten worden ook op elektronisch wijze aangeboden via E-facturatie-pakket, op aanvraag van de belastingplichtige.
De elektronische aanbieding, vermeld in het tweede lid, geldt als rechtsgeldige kennisgeving van dit invorderingsdocument en brengt dezelfde rechtsgevolgen tot stand als de verzending ervan in gesloten omslag. Van zodra de eBox niet meer geactiveerd is, wordt het invorderingsdocument in kwestie door het gemeentebestuur toegezonden overeenkomstig het eerste lid.
Artikel 15 - Bekendmaking
Onderhavig reglement treedt in voege op 01 januari 2026 en wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 van het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen. Het belastingreglement van 17 december 2020 blijft onverkort van toepassing op belastbare feiten die zich hebben voorgedaan voor 1 januari 2026.
De bekendmaking van dit reglement wordt aan de toezichthoudende overheid ter kennis gebracht overeenkomstig artikel 330 van het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen.
Art. 4- Dit reglement wordt bekendgemaakt conform de daartoe geldende regelgeving.
Art. 5- Dit reglement treedt in werking op 01 januari 2026 en zal lopen tot en met 31 december 2031.